Poëzieweek 30 januari t/m 5 februari 2020TONGTAAL, RUW(Alighieri's footprint, far la fica!)de tong, het hoertje, kalàde mond haar bordeel
begeerd, begeert de mond
vol, met roughtongue, rauw
niet op haar mondje
gevallen, moppert ze
nors, noors
roddelt haar mondhol
met eenieder, deador alive
dantes sprechgesang,
ruw,
rapt hij,
rap
LAATSTE VERS(naar E.E.)
Als wilden alle
delen weg-
vallen, voort-
durend, uit-
- helling op hetrandje, fronsthaar bosbesbrauwen -
vallen, gedeelte-
lijk, mij ont-
vallen, uit-
einde lijk
HAN VLIEGT(Kijk!)
Doet 't soms, zo:
'een naakte bruidegom
zwevend boven z'n
naakte bruid'
over
zicht
(op- af-)
de bergen van
boven, de betere
blik:
'foto's (van onder-
weg): beide borsten,
als bizarre nationale
monumenten' - zo
dichter
(-bij god en godinnen)
ROSE, MARY(naar Rosmarie W.)
Ook mijn woorden raken
op. Verloren. Lost(donder)
op. Zeg!
Mary is een marie, is
een merrie. Galoppeerde
minder en minder en
stapvoets. Slapende
Roos!
Een ros
onbereden
dit gedicht
is voor jou, is
voor 'n iemand, denk
ik
(Jasch, jouw schepping)
of iemand, anders
iets, hem of haar of
(Dörte, haar thee, 'ses)
vingers in haar
inktpot, in mijn
mond en fluit je
een lied
je
lezer,
(Eklektis is me, Mal)
het gedicht is
voor me-
zelf, om hem in
m'n vingers
(Han, heel, al die bergen)
te krijgen: de wankele
wereld
1. Tussenin(naar Rosmarie Waldrop)
ik ben niet echt thuis
aan geen van twee
atlantische kanten
dat zit me niet dwars, de vis
behoed me voor zo'n tehuis,
doet vergeten
niet wetend
waar je bent
't zij je denkt dat
je ergens anders heen
wil; ik denk niet aan iets
anders, ergens
lijkt ergens
erg op elkaar
Van Cyprus, die losbandige meisjes, die hoerige wijfjes. Hoornige rotsen voor de kust: bronstige bullen.
Afkerig keert hij, Pygmalion, wendt zich tot zijn werk: de kunsten- maker, ach, je moet wat: avenidas, flores, mujeres (verzinnen).
Die beeldige Galatea, gehouwen, geslepen. Gestreeld ivoor, gekneed. In zijn vingers
als was. Wat verbeelding al niet vermag. My!– Venus, Diana, perse phone me, fair lady!
En dan liefst zo’n knap kontje (als dat mag…)
*
Dit is het eerste gedicht van de cyclus ‘metamorfosen‘ naar de Metamorfosen van de Romeinse dichter Publius Ovidius Naso (43 v. – 17 n. Chr.).
Deze tekst is vorig jaar geschreven tijdens de heftige discussies over het gedicht ‘Avenidas‘ van de boliviaans-zwitserse (konkrete) dichter Eugen Gomringer, dat in 2018 van de wand van een Berlijnse beroepsopleiding werd verwijderd. De studenten daar vonden het (eigenlijk nogal brave) vers veel te seksistisch.
Een woningbouwvereniging in het Berlijnse stadsdeel Hellersdorf heeft het Gomringer-gedicht nu weer in ere hersteld. Het prijkt vanaf heden weer en dan ook nog tweetalig – in de originele Spaanse versie en de Duitse vertaling – aan de wanden van een flat niet ver van de beroepsschool vandaan.